Share on facebook
Facebook
Share on whatsapp
WhatsApp
Share on linkedin
LinkedIn

Kabinet van de President

Regering start onderzoek naar concessies Gold Mining NV in West-Suriname

De Surinaamse regering heeft zich verplicht tot een diepgaand onderzoek naar de toekenning van twee concessies aan Goldline Mining NV in West-Suriname en langs de Corantijnrivier. Deze concessies betreffen kleinschalige mijnbouw voor zand- en grindwinning, maar gemeenschappen hebben hun bezorgdheid geuit over mogelijke goudwinning en de vrees voor vervuiling van de Corantijnrivier.

Op 28 december is de presidentiële werkgroep ‘Onderzoek Concessie Goldline Mining NV’ ingesteld om dit onderzoek uit te voeren. Zowel in het district Nickerie als onder de inheemse gemeenschappen van West-Suriname is onrust ontstaan, met name vanwege de vrees voor vervuiling van de Corantijnrivier, die cruciaal is voor irrigatie van landbouwgebieden. In reactie op deze bezorgdheid heeft regeringsleider Chandrikapersad Santokhi via een presidentiële resolutie de besluiten van de minister van Natuurlijke Hulpbronnen opgeschort, waardoor activiteiten op basis van die besluiten niet kunnen plaatsvinden. De regering wacht op een gedegen onderzoek alvorens verdere beslissingen te nemen.

Humphrey Tjin Liep Shie, voorzitter van de werkgroep, benadrukt dat het om een ambtelijk onderzoek gaat, gericht op het concessie-uitgifteproces, naleving van wettelijke regelingen en het waarborgen van milieudoelstellingen. “Het doel is om de regering te adviseren over hoe toekomstige aanvragen op een effectievere manier kunnen worden behandeld. Hoewel de advocaat van Goldline Mining NV de regering verzoekt om de opschorting ongedaan te maken, wil de regering een grondig onderzoek voordat een eventueel besluit wordt genomen,” aldus de voorzitter.

Op dit moment is er geen sprake van goudwinning. Mocht het onderzoek echter informatie onthullen over strafbare feiten, milieurisico’s of andere bedreigingen voor gemeenschappen, dan zal de regering passende stappen ondernemen, variërend van doorverwijzing naar de procureur-generaal in geval van strafbare feiten tot beleidsaanpassingen en correcties van ambtelijke handelingen om herhaling van fouten te voorkomen.