Na het aantreden van deze Regering bleek dat de financiële situatie van ons land niet aan de eisen van transparantie, behoorlijk bestuur en lange termijn economische doelstellingen voldeed.
Zo is onvoldoende balans gezocht tussen de kwantitatieve groei-indicatoren en de kwaliteit van het bestaan van het Surinaamse volk.
Als beheerder van Staatsfinanciën heeft het Ministerie de taak om onder andere toe te zien op adequate begrotingsbewaking, effectieve inning van Staatsinkomsten en een professioneel beheer van Staatsschulden.
Deze laatste functie is conform de Wet op de Staatsschuld bij het Bureau voor de Staatsschuld (SDMO) ondergebracht. Dit Bureau heeft een belangrijke beheers- en rapporterende taak binnen ons Staatsbestel.
De rente -en aflossingsverplichtingen die, conform de huidige kredietovereenkomsten, op de begrotingen van de jaren 2026 en opeenvolgende jaren zouden komen te liggen, laten bij ongewijzigd beleid, geen ruimte om zaken die noodzakelijk zijn aan te pakken. Investeringen in de medische sector, het onderwijs en onze infrastructuur zouden dan alleen op ad-hoc basis kunnen worden gerealiseerd.
Na goed overleg en en intern onderzoek tussen de President en de Minister van Financien en Planning is gemeend een herfinancieringstraject in te zetten.
Het komt hierbij, in het kort, er op neer dat op basis van een cijfermatige analyse en uitgewerkte projecties voor de komende 5 jaar leningen die daarvoor in aanmerking komen versneld en vervroegd zouden worden afgelost.
De aflossing zou dan komen uit nieuw te verkrijgen middelen op de internationale kapitaalmarkt.
Deze operatie op de internationale kapitaalmarkt moest voór november 2025 worden afgerond omdat Suriname anders met een extra financiële last bij de aflossing van de obligaties die in 2033 vervallen, zou worden geconfronteerd.
Dit is dan ook de reden waarom deze actie vanuit het Ministerie van Financiën zo snel mogelijk moest worden uitgevoerd.
Het Ministerie van Financiën heeft daarvoor ook externe deskundigen aangetrokken. Deze kapitaalmarkt operatie is door Bank of America Securities (New York) gecoördineerd.
De Minister van Financiën en Planning en haar advies team — samen met de Minister van Olie, Gas en Milieu, en de Administrateur-Generaal van SDMO hebben in de periode 18 tot en met 30 oktober jongstleden in totaal ruim honderd presentaties (zogenoemde “Road shows “) in New York en Boston gehouden waarbij de huidige financiële situatie van Suriname is besproken, maar vooral de goede vooruitzichten van ons land zijn belicht.
Hierbij heeft de Minister van Olie, Gas en Milieu een belangrijke bijdrage geleverd door de economische betekenis van de olie- en gassector in ons land te presenteren.
Ook is de enorme potentie van ons land in de verdere verduurzaming van economische sectoren aangegeven en benadrukt.
Op basis van hetgeen door het team onder leiding van de Minister van Financiën in New York is gepresenteerd hebben gerenommeerde investeringsmaatschappijen voor ruim 4,7 miljard Amerikaanse dollars ingeschreven.
Voor het bereiken van het beoogde doel is daarvan USD 1,550 miljard (Een Miljard en Vijfhonderd en Vijftig miljoen Amerikaanse dollar) gecommitteerd.
Deze operatie is niet alleen vanwege de opgehaalde bedragen een succes. Veel belangrijker is het dat via Bank of America Securities (Bofa) ons land een niet eerder ervaren positionering op de internationale kapitaalmarkt heeft gekregen.
Dit momentum moeten wij verder benutten om de zo hoognodige investeringen ter vergroting van onze productiecapaciteit te realiseren.
Deze operatie heeft verder als voordeel dat wij met de verkregen middelen dure leningen kunnen aflossen waardoor de dan vrijkomende ruimte op de staatsbegroting voor andere dringende verplichtingen /investeringen kunnen aanwenden.
Met deze leningen zal ook de druk van de VRI, al op 10 januari 2026, worden afgenomen.
Het grootste voordeel hierbij is dat de wurgende greep die enkele kapitaalverschaffers op onze toekomstige olie-inkomsten hebben wordt verbroken.
De regering is van oordeel dat alle natuurlijke hulpbronnen ten bate van het land moeten zijn en niet/ nooit aan een specifieke groep kan worden toegespeeld.
In dat licht is het van belang aan te geven dat wij de operationalisering van het Spaar- en Stabilisatiefonds Suriname (SSFS) op korte termijn zullen inzetten.
Dit Fonds moet, conform haar wettelijke taakstelling, waarborgen dat de inkomsten uit de olie- en gassector goed worden beheerd zodat daarmede welvaart en welzijn voor onze gehele natie een stabiele basis heeft.
Met de kapitaalverschaffers is afgesproken dat het Ministerie van Financiën periodiek, minimaal 1 keer per kwartaal, actuele informatie over onze economie zal presenteren.
Concluderend kan worden gesteld dat deze actie vanuit de Regering het beheer van Staatsmiddelen ten goede komt; tevens is de kwaliteit van het beheer van schulden (debt management) verbeterd.
Het beleid van de Regering ten aanzien van de financiering van de staatsuitgaven is duidelijk; allereerst moeten de staatsinkomsten effectiever geïnd worden. Daarmee is reeds een aanvang gemaakt en is een aanmerkelijke toename van de belastingmiddelen te zien.
Een aanzienlijk bedrag aan achterstallige belastingen is in de afgelopen maand ontvangen.
Voor het financieren van projecten en programma’s zal de Regering met haar multilaterale partners, zoals dat nu reeds het geval is, nadere afspraken maken. De rol van het Internationaal Monetair Fonds is in deze van belang om, door middel van technische ondersteuning, de kwaliteit en competenties van onze belangrijke financiële instituten te verbeteren.
Daarnaast zal het ingezette prudent en transparant uitgavenbeleid worden gecontinueerd.
Onderstaand wordt een summiere toelichting op de inhoudelijke aspecten van de transactie gepresenteerd.
Besluitvorming voor de transactie
De transactie moest vóór eind november 2025 worden afgerond. Na die datum zou de terugkoop van de 2033-obligaties aanzienlijk duurder worden, wat de begroting extra zou belasten. Door nu te handelen, voorkomt de Staat hogere rentekosten en behoudt zij financiële ruimte.
De eerdere schuldherschikking werd begeleid door de adviesbureaus Lazard en White & Case. Hun mandaat liep af toen die operatie in 2023 werd afgerond, inclusief de uitgifte van een nieuwe bond met bijbehorende value‑recovery‑instrumenten.
Lazard heeft de vorige regering geadviseerd bij het structureren van de 2023‑deal, waarbij hoge coupon-obligaties (9,25% en 12,875%) werden ingeruild voor één nieuwe bond met een lagere coupon van 7,95% en een VRI die olie‑royalty’s koppelde aan de compensatie voor beleggers. De VRI stijgt met 9% per jaar in waarde en zou investeerders 30% van de olieroyalty’s van Suriname opleveren zodra offshore olie uit GranMorgu wordt geëxporteerd.
Ook de royalty for all, de zgn. RVl was een advies van lazard.
Het contract met Lazard is beëindigd na de eerdere deal. Zij hebben daarvoor een schrijven van deze Regering ontvangen.
De regering heeft verschillende opties vergeleken, zij koos voor de tender en nieuwe uitgifte via BofA.
Voor de selectie van underwriters gelden internationale procedures. De overheid heeft BofA gekozen vanwege haar kwaliteiten om op efficiënte wijze spelers op de internationale kapitaalmarkt te mobiliseren en toegang te hebben tot beleggers.
Deze nieuwste operatie van deze regering (2025) is geen herschikking maar een markttransactie waarbij Suriname nieuwe obligaties via een bepaalde systematiek heeft uitgegeven. In dat kader treedt BofA Securities op als deal manager.
De nieuwe transactie
De nieuwe operatie (2025) omvat twee nieuwe obligaties van in totaal US$ 1,575 miljard. Hoewel de nominale schuld stijgt, is dit geen netto nieuwe schuld. Het geld wordt gebruikt om de oude obligatie uit 2033 terug te kopen plus rente, om de VRI af te kopen, die in waarde is gestegen tot US$ 364,9 miljoen, om de commerciele leningen, waarvan deels, bilateraal af te lossen. En om de rente voor de eerste 5 perioden van deze 2 internationale bonds te kunnen betalen.
Dit verlaagt de toekomstige rentekosten; per saldo zal de schuldquote weliswaar toenemen door de inkoop van de VRI en het lenen van de rentevoorschotten, maar dit zal de rente-uitgaven tot medio 2028 verminderen en de aflossingen op de hoofdsom van alle geherfinancierde schulden komen te vervallen.
Kortom:
- alle oude 2033-obligaties (circa US$ 693,8 miljoen) worden volledig afgelost;
- de VRI-regeling (circa US$ 364,9 miljoen) wordt volledig afgeschaft;
- twee obligaties zijn uitgegeven/ geherfinancierd met lagere rente en langere looptijd:
- De nieuwe 2030‑notes van US$ 525 miljoen tegen 7,7% rente (looptijd tot 2030)
- De 2035‑notes van US$ 1,05 miljard tegen 8,5% rente (looptijd tot 2035);
- De rentebetalingen zullen halfjaarlijkscgeschieden. De eerste vijf renteperioden van beide notes zijn voorgefinancierd via een Debt Service Account, waardoor de Staat tot 2028 minder druk op de begroting heeft. Vanaf 2028 zal rentebetaling voor het 2de halfjaar van de 2030 en 2035‑notes beginnen; in 2030 volgt volledige aflossing, waarna alleen de 2035‑notes nog lopen tot 2035.
Omdat Suriname een kleine open economie is, blijft de begroting gevoelig voor olieprijzen en de wisselkoers. De nieuwe notes zijn onbevoorrecht en niet gedekt door olie-inkomsten; ze zijn algemene verplichtingen van de Staat. Voor valutarisico’s worden deviezenreserves aangehouden en heeft de Centrale Bank een floating exchange regime. In haar financiële meerjaren scenario’s is ook met flucturerende olieprijzen gerekend.
Afkoop van het Value Recovery Instrument (VRI)
Het Value Recovery Instrument (VRI) keerde 30% van de olieroyalty’s van blok 58 uit aan beleggers totdat zij hun verliezen op de oorspronkelijke obligaties plus de jaarlijkse waardestijging van de VRI hadden terugverdiend totdat alles was teruggevorderd via hun aandeel in onze olieroyalty’s.
De VRI steeg jaarlijks met de rente van 9%, nog voordat de staat olieroyalty’s zou moeten betalen. Dit maakte het instrument op den duur erg duur voor Suriname. Door de VRI volledig af te lossen met de opbrengst van de nieuwe obligaties, vermindert de overheid toekomstige dure schuldaflossingen en voorkomt ze dat toekomstige olie-inkomsten worden gedeeld met private partijen.
Het voordeel is dat 100% van de toekomstige royalty’s beschikbaar blijft voor de schatkist en voor het Spaar- en Stabilisatiefonds Suriname.
De nieuwe 2030‑ en 2035‑notes zijn niet gekoppeld aan olie-royalty’s. Het enige verplichte reserve-instrument is het Debt Service Account voor rentebetalingen. Voor de rest zijn de notes gewone schuldbewijzen.
Besteding van de bespaarde rentelasten
De vrijgekomen middelen worden ingezet voor sociale programma’s en investeringen: voor onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.
Samenvattend de hoogtepunten van de transactie
- Hoog niveau van investeerders-deelname: meer dan 100 accounts en ankerorders van meer dan US$100 miljoen elk.
- De 5-jarige tranche behaalde de laagste rente onder Latijns-Amerikaanse obligatie uitgevers met dezelfde rating, sinds medio 2022.
- Markeert Suriname ’s succesvolle herintrede op de wereldwijde obligatiemarkt en verbeterde fiscale reputatie.
- Het is goed te benadrukken dat deze transactie geen nieuwe schuld creëert om extra uitgaven te doen.
- De vrijgekomen middelen (vanwege de verminderde betalingsschuldverplichtingen) worden ingezet voor sociale programma’s en investeringen: voor onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur.
- De middelen worden in een escrow Account vastgezet ter afwikkeling van de schulden.
- De schuld stijgt wel met het aangaan van deze internationale bonds, maar zal zoals reeds vermeld de druk op de begroting verlichten doordat de commerciële leningen worden afgekocht en de middelen voor de VRI en de 2033 notes worden afgelost. De Staat zou niet in staat zijn de VRI te betalen. Hetgeen zou leiden tot een toename van de VRI met de rente waarover er steeds weer rente over een hoger uitstaand bedrag wordt gecalculeerd tot een maximum van $780mln. De stijging heeft te maken met de VRI kosten die zijn gereserveerd.