De Centrale Bank van Suriname (CBvS) geeft verdere invulling aan het streven om haar achterstand in financiële verslaggeving in te lopen. In dit kader publiceert de Bank het Jaarverslag 2019, waarin de algemene, financiële en economische ontwikkelingen, alsook het door de Bank gevoerde beleid in het verslagjaar, zijn uiteengezet. De gebeurtenissen na balansdatum zijn ook opgenomen in het verslag. Het streven van de Bank is om dit kalenderjaar de jaarverslagen over 2020 en 2021 uit te geven waardoor zij haar achterstand volledig zal hebben ingelopen.
In het Jaarverslag komen aan de orde: de internationale en regionale economische ontwikkeling, de nationale economische ontwikkeling, de monetaire ontwikkeling, de ontwikkeling van de betalingsbalans, de ontwikkeling van de staatfinanciën, het toezicht op de financiële sector en de financiële positie van de CBvS.
Wat in de analyse vooral duidelijk naar voren komt is de gunstige en minder gunstige ontwikkeling van de Surinaamse economie. De gunstige ontwikkelingen waren onder andere de lichte groei die de economie noteerde, de sterke daling die de inflatie vertoonde, de wisselkoers die stabiel bleef op het niveau van 2018 en de toename van de internationale reserves.
De minder gunstige ontwikkeling was het tekort van de overheid dat ook in 2019 onhoudbaar bleef. De
geldschepping vanuit de CBvS ten behoeve van de financiering van het overheidstekort, alsook de toename van de binnenlandse en de buitenlandse schuld, bleven zorgwekkend. De combinatie van een hoog tekort, de geldschepping door de CBvS ter financiering hiervan en de toename van de binnenlandse en de buitenlandse leningen, zijn zaken die in ons land altijd een bron zijn geweest van economische ontsporing.
Er zijn voldoende aanwijzingen uit het verleden dat een groot tekort (2019: 18,6% van bbp) en de financiering
daarvan door de CBvS leidt tot monetaire onevenwichtigheid. Deze onevenwichtigheid komt tot uitdrukking in de wisselkoers en ondermijnt de interne en de externe waarde van onze munteenheid. Verder weten wij uit eigen ervaring en de ervaring van landen uit de regio dat het weer op spoor krijgen van de economie gepaard gaat met hoge maatschappelijke kosten.